Worden we met zijn allen banger in een steeds veiligere wereld? En gaat het eigenlijk wel goed met onze samenleving nu we van de ene crisis in de andere lijken te belanden? Dat onderzoekt Bram Vervliet, angstexpert en hoofddocent aan de faculteit psychologie en pedagogische wetenschappen, in Waarom we bang zijn. ‘Als je ziet welke ongelofelijke dingen we hebben bewerkstelligd in het verleden, kunnen we de toekomstige uitdagingen ook wel aan. Je daar bewust van zijn is een manier om hoopvol in de wereld te staan.’
Dit artikel verscheen in het najaar van 2022 in Psychologies.

We hobbelen van de ene crisis naar de andere, maar jij zegt: ‘De wereld gaat erop vooruit.’ Hoe verzoen je die twee?
‘Het is moeilijk om die twee samen te denken, maar het is wel degelijk zo. De crisissen volgen elkaar in sneltempo op en dit keer treffen ze ook het “veilige” West-Europa, een plek waar we een paar decennia lang in een veilige cocon hebben geleefd zonder veel concrete dreigingen. Die vonden elders in de wereld plaats. Nu is de geopolitieke balans veranderd en worden we voor het eerst sinds lang weer persoonlijk getroffen. Zeker tijdens de pandemie was dat duidelijk. Iedereen was geïmpacteerd. Maar ook de bankencrisis heeft veel mensen hard getroffen. De energiecrisis voelen we dan weer aan onze persoonlijke energiefactuur. Aan die impact zijn wij hier in West-Europa niet gewend. Daardoor leeft het gevoel heel sterk dat we van de ene in de andere crisis belanden.
Maar als je kijkt naar de wereldwijde langetermijntrends op 70 jaar, dan zie je dat er op cruciale vlakken een enorme vooruitgang is geboekt.
De kindersterfte is afgenomen, we zijn beter geworden in ziektebestrijding, we leven langer, er is minder hongersnood. Daar heeft de samenleving veel inspanningen voor geleverd. Denk maar aan de vaccinatiecampagnes van de VN om de kindersterfte in Afrika te verlagen. Die evoluties gaan traag, maar zijn ongelofelijk belangrijk. En ze leren ons dat inspanningen lonen. Als we ons inzetten, kunnen we veel gedaan krijgen. Je daar bewust van zijn is een manier om hoopvol in de wereld te staan.’
Meestal staan we niet stil bij die hoopvolle boodschappen. Experts in verschillende vakgebieden, politici, de media… hameren meestal – en nu nog meer – op alles wat er misloopt. Hoe komt dat?
‘We leven in een maatschappij die vorm heeft gekregen in de Verlichting. Vroeger was er een feodaal systeem, met God vanboven en een koning eronder. Dat aanvaardden we. Sinds de Verlichting stellen we ons ook alternatieven voor. We houden de samenleving constant kritisch tegen het licht. De negatieve zaken willen we verbeteren, we focussen daarop, niet omdat we negatief ingesteld zijn maar omdat we naar een betere wereld willen toewerken.
Als je alleen maar de positieve evoluties benadrukt, ga je de wereld niet per se helpen. Dat doe je door op de nagel te blijven kloppen van wat niet goed gaat. Dat is het drama van de Verlichting.
Het maakt ons kritisch, wat positief is, maar het gevaar bestaat dat we er pessimistisch van worden. Terwijl: ik denk dat er weinig plekken in de wereldgeschiedenis zijn waar je beter af bent dan in België nu.’
Misschien is dat nu wel zo, maar veel van de crisissen waar we in staan – en dan in de eerste plaats de klimaatcrisis, dreigen de toekomst te compromitteren. Als we zo verder doen, zal de wereld geen betere plek worden. We kunnen toch niet doen alsof alles oké is omdat die actuele parameters die jij aanhaalt positief zijn?
‘Absoluut. Er is geen onzichtbare hand die ons automatisch richting een betere wereld duwt. Het is niet omdat de langetermijntrends positief zijn, dat het ook beter zal blijven gaan. Daarvoor moeten we ons massaal blijven inzetten. Je kan de toekomst nooit voorspellen, maar je kan wel kracht putten door te kijken naar het verleden. Als je ziet welke ongelofelijke dingen we hebben bewerkstelligd, dan kunnen we de toekomstige uitdagingen ook aan. Dat motiveert me.’
De sleutel om met vertrouwen in een crisis te staan, zit dus in een langetermijnblik. Hoe ga jij dan om met het nieuws?
‘Ook voor mij is dat een strijd. Langetermijntrends halen moeilijk het ritme van de media. Vóór Covid-19 had ik daarom besloten om het nieuws niet meer te volgen. Een jaar lang las ik enkel boeken en rapporten van instanties als de VN om geïnformeerd te blijven. Maar na een tijd merkte ik dat ik minder betrokken was op de wereld, ik wist niet meer waar de samenleving mee bezig was. Tijdens de pandemie begon ik het nieuws weer op de voet te volgen. Nu probeer ik een middenweg te vinden tussen gedoseerd op de hoogte blijven en het nieuws afzetten tegen langetermijntrends.’

De afgelopen jaren haalde ook slecht nieuws over onze mentale gezondheid vaak de media. Die zou geen gelijke tred houden met de positieve vooruitgang in onze samenleving. Integendeel. Er wordt gesproken van een angstparadox: hoe veiliger de wereld wordt, hoe banger we worden. Jij ontkracht dat.
‘Er zijn geen cijfers die aantonen dat we als samenleving banger zijn geworden. De toename van patiënten in de geestelijke gezondheidszorg weerspiegelt gewoon de groei en de veroudering van de bevolking. Maar crisissen kunnen wel een kortstondig effect hebben. Als je midden in een pandemie een bevraging houdt, is het logisch dat mensen aangeven dat ze bang zijn. Gelukkig zie je ook hoe snel we daar weer vanaf zijn. Op het einde van de coronacrisis was het zaak om de mensen voorzichtig genoeg te houden. Mensen wilden die angst achter zich laten. Dezelfde pieken in angst en depressies zagen we tijdens de financiële crisis.
Angst neemt dus toe als er een schok gebeurt in de maatschappij, maar het is niet zo dat de waarden waarop onze samenleving is gebaseerd – de individualisering, het streven naar welvaart – automatisch leiden tot meer mentale stoornissen, wat sommigen wel eens beweren.
Als empirisch wetenschapper heb ik daar geen overtuigend bewijs voor gevonden. Volgens mij zijn dat soort theorieën gebaseerd op filosofie.’
Je noemt de slechte cijfers rond mentaal welzijn tijdens de coronacrisis een uitzondering die historisch te verklaren is. Maar nu we van de ene crisis naar de andere gaan, zijn ze misschien wel relevant?
‘Als dit nog tien jaar duurt en het nieuwe normaal wordt, moeten die cijfers zeker in rekening worden gebracht. Maar als je naar de laatste zeventig jaar kijkt, kan je echt niet zeggen dat we hebben ingeboet op mentaal welzijn.’
De huidige crisis gaat over geld. In je boek laat je zien dat er een link is tussen armoede en mentale problemen. Riskeert deze crisis op mentaal vlak zwaarder te worden dan de pandemie?
‘Ja, ik denk het wel. Langdurig in armoede leven in een samenleving met een wankele economie is de ideale voedingsbodem voor angst en depressie. Daar vrees ik voor. Een ander groot verschil is dat we over deze crisis totaal geen controle hebben. Tijdens de pandemie kon je je voorzichtig gedragen en zo jezelf voor een groot stuk beschermen. Deze crisis overvalt ons compleet. Er valt weinig te doen aan al die prijsstijgingen – behalve misschien ons energieverbruik verminderen. Mensen voelen zich meer bedreigd als ze er machteloos in staan. In de coronacrisis lag ons lot bovendien in handen van de overheid, een instantie die in principe begaan is met de burger en die zich daarvoor ook moet verantwoorden, nu hangen we af van bedrijven die dat niet zijn. Dat vergroot de onmacht.’
Angst is een overlevingsmechanisme en dus niet per se slecht. Er wordt echter vaak gezegd dat er een mismatch is tussen onze primitieve angstreacties – die we ontwikkelden toen we oog in oog stonden met een leeuw – en de uitdagingen in de moderne wereld. Daar ben jij het niet mee eens. Ons brein is met andere woorden wel aangepast?
‘Ik vind de mismatch hypothese nogal gemakkelijk. De mens heeft zelf de samenleving gebouwd met de hersenen die hij evolutionair heeft gekregen. Nadat de oermens de speer uitvond, hadden zij die behendiger waren met een speer meer kans om te overleven. Technologie en natuur zijn dus heel nauw verweven in onze evolutionaire geschiedenis. Waarom zou de moderne technologie niet aansluiten bij onze behoeften? Omdat de wereld er niet meer uitziet als die van de jager-verzamelaar?
Waarom zou het niet kunnen dat we de wereld zo hebben aangepast dat die beter aansluit bij wat we nodig hebben?
Toen de mens het vuur heeft uitgevonden, heeft er ook af en toe iemand zich verbrand. Is dat dan omdat er een mismatch was? Zo zien we dat nu niet. Dankzij het vuur kon de mens meer energierijk voedsel eten en zijn de hersenen gaan groeien. Ik zie niet waarom we de wereld niet zouden hebben aangepast aan onze hersenen – en onze angstreacties.’
Angst heeft ook veel voordelen. Het maakt ons zorgzaam blijkt uit onderzoek.
‘Voor de pandemie werd er wel eens geroepen dat we in een nietsontziende, harde economische samenleving leven. Maar wat hebben we gezien? De regering – met nota bene de liberalen aan het hoofd – hebben alles op slot gezet. Ze hebben de economie opgeofferd om zinloze overlijdens tegen te gaan. We zijn dus wel een zorgzame samenleving. Zeker in tijden van crisis, is die zorgreflex er.’
Die zorgzaamheid zag je heel sterk bij het begin van de pandemie, maar heel snel raakten we gepolariseerd. Hoe verklaar je dat?
‘Angst komt in verschillende gradaties. Als de dreiging heel hoog is, moet je snel beslissingen nemen. Dat is niet het moment om te filosoferen. Dan grijp je naar oplossingen die je kent van vroeger of die voor de hand liggen. Op dat moment verlangen mensen ook naar duidelijk leiderschap. Als de dreiging minder acuut wordt, verandert angst in waakzaamheid. Dan heb je wel tijd om de opties te overdenken. Na een paar maanden in de pandemie was die ruimte voor discussie er weer. Toen kwamen er vragen als: “Wat is de beste manier om dit aan te pakken?”, “Hoeveel privacy zijn we bereid om op te geven?”, “Wat met de niet-gevaccineerden?” Je kan dat polarisering noemen, maar ik hou het liever op een democratisch debat. Die evolutie ligt dus in lijn met wat je kon verwachten en is eigenlijk supergoed. Het is belangrijk dat het democratisch debat wordt geopend zodra de eerste dreiging is gaan liggen. Anders beland je in een dictatoriaal regime.’
We staan iets meer dan een jaar van de verkiezingen. Voor onze mentale gezondheid zou het ideaal zijn als een partij een hoopvol beeld van de toekomst zou schetsen. Kan je met zo’n hoopvol verhaal stemmen winnen? Of is een pessimistisch beeld altijd krachtiger?
‘Politiek gaat over het oplossen van problemen met als doel om een betere samenleving te creëren. De weg naar een betere samenleving is dus bezaaid met problemen. Als politicus moet je kiezen welke problemen je het belangrijkst vindt en wat je naar voren schuift. Maar met de manier waarop je dat doet kan je het verschil maken. Vaak krijgen we te horen: “Als we dit of dat niet doen, zal het bergaf gaan.”
Als politici de urgentie van de klimaatcrisis willen benadrukken, schuiven ze worst case scenario’s naar voren. Dat is beangstigend. Terwijl: aan die oplossingen hangt ook een best case scenario.
De wereld die we gaan creëren door bijvoorbeeld het autoverbruik te minderen gaat veel aangenamer zijn. Denk maar aan de luchtkwaliteit, aan lawaai. Dat mag ook wel eens in de verf gezet worden. We strijden niet alleen tegen klimaatverandering maar ook voor een betere wereld.’
In je boek leg je de link tussen pessimisme en angst. Samenlevingen die het goed hebben – en verwachten dat het bergaf zal gaan – zouden angstiger zijn dan landen die in volle ontwikkeling zijn. Dat zou een mogelijke verklaring zijn waarom er minder depressies gemeten worden in ontwikkelingslanden dan in West-Europa. Daar kijkt men nog hoopvol naar de toekomst. Hebben we als Icarus te snel, te veel gewild?
‘Nee, als je de mogelijkheid hebt om problemen aan te pakken, moet je dat doen. Je kan moeilijk de behandeling van kankers trager laten evolueren. Optimisme heeft ook te maken met vertrouwen hebben in de overheid dat we de dreiging aankunnen. Ik hoop dat we dat zullen meenemen uit de crisissen die we hebben meegemaakt. Dat we een volgende keer zullen zeggen: “Het lukt ons wel, dat heeft het verleden ons geleerd.” We zijn tot meer in staat dan we zelf denken.’
Het klinkt eenvoudig, maar voor veel mensen is het niet zo gemakkelijk om bij een nieuwe crisis meteen te denken: “Ik kan dat.” Hoe komt dat?
‘Het probleem met angst is: als de crisis voorbij is, vergeten we heel snel hoe beangstigend het allemaal was. Daardoor vergeten we ook dat we de crisis hebben overwonnen door onze eigen kracht en vindingrijkheid. Zo werkt ons geheugen nu eenmaal. Dat maakt dat we de dreigingen en onze veerkracht uit het verleden minimaliseren. Elke volgende dreiging doemt gewoon op als een grote nieuwe dreiging. Ik probeer mezelf daar heel goed van bewust te zijn als ik een nieuwsartikel lees. Zo stel ik mezelf regelmatig de vraag: ‘Zouden we vijftig jaar geleden al even adequaat hebben kunnen reageren?’ Op die manier probeer ik een evenwicht te vinden tussen pessimistisch fatalisme – er valt niets aan te doen – en gemakzuchtig optimisme. Er valt immers wel iets aan te doen: als we een tandje bijsteken kunnen we voor iedereen een betere wereld creëren.’
Doordat angst toekomstgericht is en we dreigingen van vroeger snel vergeten, maken we inschattingsfouten. Welke denkfouten heb jij de afgelopen tijd nog gezien?
‘In die media wordt er veel gebruik gemaakt van metaforen om de dreiging tastbaar te maken. Zo las ik deze zomer overal: “Zal het licht uitgaan deze winter?” Dat is een sterk beeld. Je ziet jezelf al staan in een pikdonkere kamer, maar dat strookt niet met de realiteit. Het allerergste scenario was wellicht dat er een uur per dag geen stroom zou zijn. En al zou dat vreselijk zijn, dat is iets helemaal anders dan dat het licht helemaal zou uitgaan. Hetzelfde met grote woorden als oorlogseconomie etc. Woorden kunnen veel in gang zetten. Daar moeten we voor opletten.’
Is het dan ook een slecht idee om de hele tijd over crisissen te spreken?
‘Het woord crisis wordt te pas en te onpas gebruikt. Dat zorgt ervoor dat we het gevoel hebben dat we van de ene crisis in de andere belanden. De eerste lockdown kan je met recht en rede een crisis noemen, de inval van Rusland in Oekraïne was ook zo’n crisismoment. Maar doordat het woord zo vaak wordt gehanteerd, moet je tegenwoordig al spreken van een existentiële crisis om nog aandacht te krijgen.
Nu, het is ook niet per se slecht om wantoestanden aan te klagen met het woord crisis. Het is een manier om aan te geven wat onze prioritaire aandacht verdient. Maar het heeft wel als gevolg dat je als gewone burger de hele tijd met crisissen om de oren wordt geslagen. Ik zou dus willen pleiten om omzichtig om te springen met die term, om hem enkel te gebruiken als het echt nodig is.’
Het zal de laatste crisis niet zijn. Hoe kunnen we nu best omgaan met de angsten die bij zo’n crisis horen?
‘Verbinding is belangrijk. Blijf niet alleen staan met je piekergedachten. Als die gedachten – over de energiefactuur bijvoorbeeld – constant malen in je achterhoofd, is het belangrijk om ze naar je voorhoofd te halen en ze op papier te zetten. Stel jezelf vragen als: Hoe zit het nu echt? Wat boezemt er precies angst in? En bekijk dan: bij wie kan ik terecht met mijn problemen? Dat kan in het geval van financiële problemen een instantie als het OCMW zijn, maar andere piekergedachten – bijvoorbeeld angstgevoelens bij het nieuws – kan je misschien al dempen door erover te ventileren bij vrienden. Let wel op bij wie je dat doet. Angst en veiligheid zijn besmettelijk. Je wordt bang als je iemand anders bang ziet zijn. Alleen als iemand rustig blijft, kan je zelf ook rust vinden. Verbinding is trouwens meer dan praten. In de eerste lockdown bijvoorbeeld wist je dat iedereen alleen thuis zat en ook bang was. Dat gaf een zeker mate van troost. Het gevoel “We doen dit samen, ook al zijn we gescheiden van elkaar” leefde toen heel hard. In die periode haalden we veel uit abstracte vormen van connectie: radioprogramma’s bijvoorbeeld, of sociale media. Nu is het anders. Tijdens de pandemie zaten we allemaal in hetzelfde schuitje. De financiële problemen worden niet door iedereen gedeeld. Dat zorgt bij veel mensen voor schaamte. Daardoor is deze crisis potentieel veel isolerender. Daar moeten we voor opletten.’
Leave A Reply