Na twee jaar pandemie en het overlijden van zijn vader stond Stijn Devillé, theatermaker en directeur van Het nieuwstedelijk, op wankele benen. Net op dat moment kreeg zijn vrouw de diagnose borstkanker.

Dit interview verscheen op 12 november 2022 in DS Magazine.
Hoe gaat het?
‘De afgelopen periode heb ik het moeilijk gehad om op die vraag te antwoorden. Je weet dat het niet sociaal wenselijk is om te zeggen dat het niet gaat. De afgelopen drie jaar waren waanzinnig. Net na de grote besparingen op het vlak van cultuur werd de sector gesloten door corona. Die periode had een zware impact op ons en de mensen om ons heen. En vervolgens overleed mijn vader. Toen ik tien maanden later eindelijk dacht: “We kunnen weer naar adem happen,” kregen we te horen dat mijn vrouw borstkanker heeft. Dat was heftig. Els (Els Theunis, dramaturge en artistiek coördinator bij Het nieuwstedelijk, red.) en ik stonden al wankel en dan kregen we dat over ons heen. Enfin, Els kreeg het over zich. Ik sta er maar bij.’
Hoe kwam dat nieuws binnen?
‘Die eerste weken na de diagnose waren de zwaarste van ons leven. We wisten alleen dat de tumor kwaadaardig en snelgroeiend was, maar om te bepalen om welk type kanker het ging, was er verder onderzoek nodig. Na de biopsie bleek de prognose goed. De kanker was niet uitgezaaid en behandelbaar. Dat was een enorm geluk. Maar het blijft een heel wezenlijke ervaring. Vroeger was ik nooit bezig met eindigheid. Als je binnen een periode van tien maanden je vader verliest én verneemt dat je vrouw kanker heeft, kun je niet anders dan daar bij stil te staan. En dan heb ik het nog niet over de mate waarin dit bij Els is binnengekomen. Het is haar leven dat op het spel staat. Aan het begin zei ze heel duidelijk: “Kan me niet schelen of mijn borst eraf moet. Ik wil gewoon niet doodgaan.” Achteraf kijkt ze daar meer genuanceerd naar – en is ze opgelucht dat ze een borstsparende operatie heeft gekregen, maar daar ging het toen wel over: leven of dood.’
Je spreekt heel regelmatig over de kanker van Els op sociale media. Vanwaar die keuze om het verhaal te delen met het publiek?
‘Die eerste weken probeerden we om niemand nodeloos te alarmeren. Ergens bleven we hopen dat het loos alarm was. Els is bovendien iemand van de luwte, ze staat liever achter de schermen dan in de spotlights. Vrij snel moesten we toch communiceren, in de eerste plaats met de kinderen, maar ook met de collega’s. Als je beiden mee aan de leiding staat van dezelfde organisatie, kan je niet blijven smoesjes verzinnen waarom je plots niet beschikbaar bent. Het delen bleek een groot geluk. Die eerste warme reacties deden enorm veel deugd. Zo beslisten we om het ook ruimer kenbaar te maken. Veel mensen die kanker hebben, of gehad hebben, houden dat voor zich.
Als je dan, zoals wij, heel open over je verdriet praat, is het alsof je mensen de toestemming geeft om ook hun verhaal te delen.
Zo gingen we de dag van de eerste chemo naar de markt in Kessel-Lo. Els had haar haren vooraf kortgeknipt. Eén van de marktkramers van wie Els wist dat ze ook kanker had gehad, gaf haar een compliment over haar kapsel. Els vertelde dat ze van haar eerste chemo kwam. Wat daarop volgde, was een onwaarschijnlijk warm gesprek tussen die twee vrouwen. Maar er stond nog een klant aan dat kraam. En die vrouw zei plots: “Bij mij is het zes jaar geleden.” Bleek dat zij dat nog tegen niemand gezegd had.’
Waarin zit het taboe dan precies?
‘Wij Vlamingen zijn binnenvetters, we willen niemand lastigvallen met ons verdriet. Je verliest veel als je kanker krijgt, ook als je wel geneest. Als je nog een onbekommerde staat van zijn had, ben je die voorgoed kwijt. Veel mensen denken dat het niet geapprecieerd wordt als ze dat verdriet tonen. Ze willen niet versleten worden voor aansteller, want er zijn altijd wel mensen die het slechter hebben. Het laatste wat ze willen, is de sfeer bederven. Terwijl: het is enorm bevrijdend om er wel over te praten.’
Als je er zo open over spreekt, krijg je dan niet vaak ongevraagd advies?
‘Eigenlijk niet. Al zijn er wel mensen die vertelden: “Mijn tante heeft dat ook gehad en die is er na lang afzien aan doodgegaan.” Dat was niet per se wat we wilden horen. (schaterlacht) Gelukkig heeft Els genoeg zin voor humor om dat soort reacties aan te kunnen.’
Voor je theatervoorstellingen doe je altijd veel research. Ben je zelf veel gaan opzoeken?
‘Nee, ik wist: dat moet ik echt niet doen. Ik vertrouw volledig op de experts in Gasthuisberg. Els heeft één keer voor dokter Google gespeeld. Ze is er zo van in paniek geraakt, dat het ook meteen de laatste keer was.’
Je zegt: ‘Ik sta er maar bij.’ Veel partners van mensen met kanker zeggen dat de onmacht het ergst is. Hoe ervaar jij dat?
‘Ik heb een beetje hetzelfde gevoel als bij een bevalling. Je hoopt dat je er bent op het juiste moment en tegelijk probeer je niet in de weg lopen.
Het gaat erom de balans te vinden tussen er zijn voor je vrouw, zonder haar te verstikken met je aandacht. Heel vaak heb ik me afgevraagd: schiet ik niet tekort? Ik ben fulltime blijven werken. Met Els viel er al iemand weg uit het team en we kwamen uit een moeilijke periode, het kon dus niet anders. Waar ik het ook moeilijk mee had, en dat klinkt wat egoïstisch, is dat er een tijdlang geen ruimte was voor mijn problemen en voor die van de kinderen. Dat was niemands bedoeling, maar in het licht van de ziekte van Els leek alles bijkomstig. Ik vond het heftig om bij mijn kinderen te merken dat ze zichzelf begonnen te censureren. Dat probeerden we dus zo goed als mogelijk op te vangen.’
Hoe bleef jij dan staan?
‘Els is een ongelofelijk genereuze vrouw. Vaak zag ze het wel als ik het moeilijk had, zelfs al probeerde ik dat te verbergen. Al heeft dat ook weleens gebotst. Dan was mijn gezucht als ik met een zware kop thuiskwam van het werk de ene zucht te veel om er nog bij te pakken. Gelukkig is dat niet vaak gebeurd. Daarnaast haalde ik veel energie uit de steun van vrienden en familie.
Maar ik ben ook wel blijven staan door niet om te vallen. Dat klinkt als een boutade, maar zo was het echt. Vanuit mijn verantwoordelijkheidszin moest ik er gewoon zijn.
Ook als koppel zijn wij doorzetters. Bij het begin van ons traject hebben we onszelf moed ingepraat: “Wij zijn een goed team. We kunnen dit.” Die peptalk werkte wel.’
We praten hier alsof het allemaal achter de rug is, maar jullie zitten er ook nog volop in, toch?
‘Eigenlijk wel, tot aan de paasvakantie zijn er nog nabehandelingen. Al hebben we het gevoel dat na de chemo het ergste achter de rug is. De onzekerheid zal wel nog een paar jaar blijven. De kanker die Els heeft – HER2-positieve borstkanker – kent een goede prognose, maar komt vaak terug. En als dat gebeurt, is dat op relatief korte termijn, binnen de drie à vijf jaar. Intussen worstelt Els voornamelijk met nevenwerkingen, zoals hevige gewrichtspijnen. De chemo wekt namelijk kunstmatig de menopauze op. Veel vroeger en veel sneller dan normaal is. Ook dat is zowel fysiek als mentaal heel ingrijpend.’
Over hoe jullie dochter Lena ooit van de trap viel en daar uiteindelijk niets aan overhield, maakte je ‘Gesprek met de regen’. Die voorstelling ging over de opluchting die maar niet kwam. Is er nu al iets van opluchting geweest?
‘Nee, ook niet. Ik vind dat heel raar. Al waren we wel opgelucht toen we te horen kregen dat de kanker behandelbaar was. Op dat moment zaten we in een wekenlange fuik van slecht nieuws op slecht nieuws. Dat laatste nieuws viel dan wel mee. Maar de echte opluchting komt niet. We merken dat we veel gevoeliger in het leven staan dan vroeger. Een kort krantenartikel over Liesbeth Van Impe die is hervallen, kan ons helemaal onderuit halen. En toen ik onlangs meestapte in de Klimaatmars werd ik daar emotioneel van. Voordien was mijn engagement voor het klimaat tamelijk rationeel. Nu voelt het als iets existentieels. Met alles wat we hebben doorgemaakt, zijn de dingen van waarde nog belangrijker geworden.’
Leave A Reply